Details
124 p.
Besprekingen
De Standaard
In enkele rake scènes beschrijft Evelien De Vlieger hoe het is als je ouders op kleuters beginnen te lijken. Hoe je eraan moet denken om het kinderslot van je auto in te schakelen wanneer je met hen naar Frankrijk rijdt. Hoe je elk halfuur moet stoppen zodat ze snel ergens kunnen plassen. Hoe gauw je vergeet dat je ooit rustig kon gaan slapen zonder je af te vragen of iedereen de ochtend zou halen.
In De nacht is voorbij vertelt De Vlieger over een driedaagse trip met haar ouders naar de Franse Thiérache. De vader weet op dat moment al even niet meer wie of waar hij is, de moeder is aan “het eind van haar Latijn, een op zich al dode taal, maar zorgen zal ze, desnoods tot ze erbij neervalt”. Samen spelen ze rummikub, drinken picon vin blanc en zien hoe de zwaluwen en de vlinders nooit moe lijken te worden.
Tussen de soms tragikomische vakantiescènes blikt De Vlieger vooruit en achteruit. We zien haar met zichzelf worstelen, als dochter en als schrijver. “Het valt me tegen van mezelf dat ik het zo verstandelijk blijf benaderen. Ik heb nood aan een huilbui maar schrijf een boek”, bedenkt ze wanneer ze over haar intussen overleden vader en het doel van De nacht is voorbij nadenkt. “Ik krijg er mijn vader niet mee terug en aangezien mijn moeder onlangs zei dat ze minstens nog wilde blijven leven tot dit boek klaar was, kan ik beter nog even doorgaan.”
De dood van haar vader was zelfgekozen, hoewel dat volgens de Belgische wet (en door de ziekte zelf) voor mensen met dementie in feite onmogelijk is. De Vlieger wil er in dit boek geen statement over maken, maar ze krabt wel waar het jeukt.
Op dezelfde manier schrijft ze over mantelzorg. Als een geliefde elke minuut van de dag zorg nodig heeft, hoe uitgeput moet je dan zijn voordat je mag toegeven dat het niet meer gaat? Zijn er trouwens valabele alternatieven? “Rusthuizen bestaan eigenlijk niet meer, ze heten nu woonzorgcentra. Ik weet niet wie dat stapelwoord voor de plek bedacht, maar het was niet iemand die er verbleef of werkte, gok ik.”
Ondanks die pregnante vragen en de grote thema's is De nacht is voorbij geen klagerig boek. Met dartele uitweidingen over de fauna en flora van het Franse platteland en verwijzingen naar kunst en poëzie brengt ze zuurstof. De duiker die haar vader ooit tekende en die door de pagina's van dit boek zwemt, doet hetzelfde als de auteur: elegant naar de diepte gaan om herboren weer boven te komen.
Pelckmans, 124 blz., € 19,50 (e-boek € 12,99).