In augustus 1917 roept de Belgische koning kolonel Pynaert bij zich om een onderzoek te starten naar twee hoge officieren die kort daarvoor op missie spoorloos verdwenen zijn. Zijn zij gedeserteerd, gevangen genomen of vermoord, of is er een verrader in de gelederen? Pynaert moet proberen in een groep spionnen te infiltreren. Hoe meer mensen hij ondervraagt, hoe verder hij van de oplossing verwijderd schijnt te raken. Het oorlogsverhaal, een zelfstandig te lezen vervolg op Dodendans*, speelt zich volledig af in de entourage van de Koning en heeft weinig aandacht voor de oorlog van de kleine man. Het motief van de daders, de collaboratie met de Duitse bezetter en de Vlaamse gedachte daarachter, is voor de geïnteresseerden in geschiedenis stilaan een afgezaagd liedje. Wel boeiend zijn de vlotte dialogen en de gevatte uitspraken van twee jongere militairen die een frisse verbale en geestelijke wind doen waaien. Vlaming De Coninck (1960) is beter in zijn hedendaagse politieromans dan in zijn historische verhalen.